Mijn 90-jarige moeder is ontzettend kwiek en je geeft haar die hoge leeftijd beslist niet. Ze rijdt auto, fietst makkelijk 40 kilometer, gymt, klaverjast wekelijks en is volledig ‘zelfredzaam’, zoals dat tegenwoordig heet. Ze woont in een dorp waar mensen niet alleen elkaar kennen, maar ook naar elkaar omkijken en ze doet mee aan alle activiteiten die er worden georganiseerd: gezamenlijke etentjes, bingo, dagjes uit. Ze heeft een uitstekend contact met alle bewoners van het appartementengebouw en ze gaat op vakantie met de buurvrouw. Mijn broer en ik komen vaak op bezoek en de twee zonen met hun vrouwen van mijn stiefvader ook. Zo wil iedereen wel oud worden, niet waar?
En toch, en toch…… Toch voelt ze zich eenzaam. Nee, niet eenzaam aan contacten, haar eenzaamheid zit van binnen, zegt ze. Haar zeven broers en zussen zijn allen overleden, evenals de zwagers en schoonzusjes. Elk jaar gingen de zussen en schoonzussen een paar keer een weekje met elkaar in een huisje. Wandelen, fietsen, bijpraten en altijd dolle pret.
Ook van het gezin van mijn vader is zij de enig overgeblevene. Dit was eveneens zo’n hecht, warm gezin, met veel gezellige visites bij elkaar, logeerpartijen en met-elkaar-meeleven. Voorbij, voorgoed voorbij.
En vorig jaar is haar tweede man overleden, met wie ze, 3 jaar na het overlijden van mijn vader, is getrouwd en nog 28 gelukkige jaren heeft gehad. Nu is er niemand meer aan wie ze haar verhaal kwijt kan, na een dagje uit. Aan wie ze kan vertellen dat ze gewonnen heeft met klaverjassen, of niet, voor wie ze kookt, met wie ze de 1001 gewone dingetjes deelt waar je niet bij stilstaat, maar zo mist als het er niet meer is.
Niemand voor wie je nog de belangrijkste bent. Natuurlijk: ze is heel belangrijk voor haar kinderen en stiefkinderen: maar wij hebben elk ons eigen leven, met alle bijbehorende hectiek. En mijn moeder? Zij heeft de ontelbare herinneringen aan de vele dierbaren die er niet meer zijn en met wie ze niets meer kan delen. Dat heet eenzaamheid.